Drie jaar na het winnen van de Gouden Kiem heeft start-up TUSTI zijn focus iets aangepast en is het dicht bij het openen van zijn eerste pilotfabriek.

Op 7 december 2016 bekroonde NWO start-up TUSTI met de Gouden Kiem – de prijs voor de beste chemische start-up van het jaar. Met de prijs, bestaande uit een sculptuur, € 25.000 en advies vanuit InnovatieLink, kon TUSTI zijn eerste stappen zetten in de grotemensenwereld. Het jonge bedrijf werkte sindsdien zijn idee van een schoonmaakmiddel dat materialen vetvrij maakt zonder de nog nuttige vetten af te breken verder uit. Hoe staat het er nu mee?

‘We hebben in ieder geval niet stilgezeten’, lacht Jan Kolijn, cto bij TUSTI. ‘Voor ons was de Gouden Kiem een sein dat we echt iets bijzonders deden, dus daar zijn we verder mee gegaan. En gelukkig heeft ook de buitenwereld dat opgepikt.’

Om materialen zoals kunststoffen vetvrij te maken, gebruik je nu doorgaans schoonmaakmiddelen gebaseerd op oplosmiddelen zoals hexaan. Kolijn en zijn collega Eline Stiphout (ceo) ontwikkelden een variant gebaseerd op water. Kolijn: ‘Er bestond wel zo’n schoonmaakmiddel, maar die brak de vetten af. Dat wilden wij niet, want die vetten kun je prima gebruiken.’

‘We hopen dat fabrieken zelf onze techniek implementeren’

Uiteindelijk vonden de onderzoekers de ideale compromis. ‘Ons schoonmaakmiddel geeft geen giftige dampen zoals bij hexaan’, vertelt Kolijn. ‘Je kunt het makkelijk terugwinnen en hergebruiken, en we vangen de vetten apart af om ze te kunnen verwerken in nieuwe toepassingen zoals biodiesel. Dat laatste gaan we niet zelf doen, daarvoor willen we samenwerken met een andere partij.’

Welk molecuul ze precies gebruiken wil Kolijn liever niet onthullen: ‘Laten we zeggen dat de basis een goedkoop molecuul is dat je makkelijk in grote hoeveelheden kunt krijgen. Maar wij passen natuurlijk nog wel het een en ander aan voor we het gebruiken.’ Het schoonmaakmiddel blijkt in ieder geval breed inzetbaar. ‘Het werkt op allerlei afvalstromen waar vet in zit, zoals verpakkingsmaterialen van olie of vethoudende etenswaren, maar ook op filters die gebruikt worden bij het bereiden van vettig voedsel.’

Kleine marges

Aan de prijswinnende techniek hebben Kolijn en Stiphout gedurende de afgelopen drie jaar eigenlijk niets veranderd. Wel hebben de oprichters hun focus verschoven. ‘De marges in de kunststofindustrie bleken redelijk klein, en het verwerken van vettige kunststoffen is erg lastig vanwege allerlei milieuregels’, zegt Kolijn. ‘Je moet bijvoorbeeld vloeistofdichte vloeren hebben waardoor alles spekglad wordt. Daar kun je wel iets op verzinnen, maar dan moet je eigenlijk een fabriek vanaf het begin opbouwen en het bleek lastig om daar financiering voor te regelen.’

Daarom richt TUSTI zich nu eerst op een andere afvalstroom in de voedingsmiddelenindustrie – details hierover wil Kolijn niet kwijt. ‘We willen een demonstratiefabriek bouwen die 1.000 ton van dit afval per jaar schoonmaakt. We voegen simpelweg ons schoonmaakmiddel toe aan het afval, mengen het goed en scheiden de vloeistoffen van de schone vaste stukken. Met deze fabriek hopen we kennis op te doen over het opschalen en wat geld te verdienen zodat we ons ook weer op de kunststoffen kunnen richten.’

Voor deze pilotfabriek kregen Kolijn en Stiphout de handen wel op elkaar, en de fabriek moet over één jaar draaien. Kolijn: ‘We hebben het proces al op allerlei manieren onderzocht, maar je krijgt pas echt antwoorden als je het daadwerkelijk op grote schaal uitvoert met de echte afvalstroom.’ Uiteindelijk moeten deze resultaten leiden tot een echte fabriek die 50.000 ton afval per jaar schoonmaakt.

‘We krijgen af en toe hulp van studenten die een project willen doen of bij ons komen afstuderen’

Een echte marktintroductie komt dus steeds dichterbij, al gaat het Kolijn nog niet altijd snel genoeg, ‘Dat is het grote nadeel aan een start-up, dingen duren altijd langer dan je denkt. Maar we moeten geduld hebben en alle stappen doorlopen, dan komen we er vanzelf.’ De doelen van het bedrijf zijn inmiddels wel een paar keer bijgeschaafd. ‘Toen we begonnen wilden we echt een productiebedrijf worden’, vertelt Kolijn. ‘Daar komen we nu wel van terug, want je moet toch elke keer wel veel investeringen bij elkaar harken om zo’n fabriek van de grond te krijgen.’

Daarom richt het bedrijf zich nu op de demonstratiefaciliteit, waarmee ze de techniek en de achterliggende gedachte kunnen verkopen. ‘We hopen dat fabrieken zelf onze techniek implementeren en de vetten gaan terugwinnen en hergebruiken. Dat is eigenlijk veel beter, want dan hou je het afval bij de bron, en hoef je het niet door het hele land te vervoeren richting onze schoon­­maakfabriek.’

Meer dan genoeg

Ondanks de vele ontwikkelingen bestaat het team van TUSTI nog steeds maar uit twee mensen. Maar dat is volgens Kolijn op dit moment meer dan genoeg: ‘Eline heeft een economische achtergrond en ik heb scheikunde gestudeerd, dus we vullen elkaar goed aan. Met ons enthousiasme wisten we destijds ook de jury van de Gouden Kiem te overtuigen, en nu gebruiken we het om financiering binnen te slepen. Daarnaast krijgen we af en toe hulp van studenten die een project willen doen of bij ons komen afstuderen.’ Op termijn zal TUSTI wel moeten uitbreiden, aldus Kolijn: ‘We hebben waarschijnlijk iemand nodig die de pilotfabriek kan draaien en in de gaten houden, want dat is weer een hele andere tak van sport.’

Al met al heeft TUSTI zich de afgelopen jaren flink ontwikkeld. De Gouden Kiem heeft daarbij volgens Kolijn zeker geholpen. ‘Het is toch een soort stempel van goedkeuring waardoor sommige deuren makkelijker opengaan. Dit soort prijzen doen het altijd goed bij subsidieaanvragen en investeerders.’ En het mag dan niet altijd makkelijk werk zijn, de cto haalt nog steeds veel voldoening uit zijn werk: ‘Het is een enorme uitdaging, en je komt elke keer weer dingen tegen die je niet verwacht. Maar met een beetje flexibiliteit en enthousiasme kom je gelukkig een heel eind.’