Rikilt Wageningen University & Research is sinds 1 maart het nieuwe Europese referentielaboratorium voor giftige plantstoffen en schimmelgiffen in voedingsmiddelen en diervoeding.

Binnen de EU zijn veel Europese en nationale referentielaboratoria actief die de analyse van onze voedingsmiddelen op contaminanten borgen in wettelijk verplichte monitoringsprogramma’s. Voor elke groep stoffen – zevenentwintig in totaal – is een apart netwerk opgezet met aan het hoofd een Europees referentielaboratorium (EURL) dat de nationale referentielaboratoria (NRL’s) controleert en bijstaat.

Vorig jaar besloot het gemeenschappelijk onderzoekscentrum van de Europese Commissie in het Belgische Geel dat het zijn taak van EURL voor mycotoxines in voeding en diervoeding wilde afstoten. Hierdoor kwam die plek vacant voor de lidstaten. ‘Na de oproep hebben wij ons gelijk ingeschreven en een bidboek ingediend’, vertelt Hans Mol van het driekoppige kernteam van Rikilt dat nu het EURL gaat trekken.

 

‘Wij bouwen al tien jaar ook kennis op over planttoxines’

De Europese Commissie heeft van de gelegenheid gebruikgemaakt om het domein gelijk uit te breiden naar planttoxines. Die stoffen zitten qua eigenschappen veelal dicht tegen mycotoxines aan en komen vaak voor in dezelfde producten. ‘Er zijn meer labs die goede ervaring en kennis hebben van mycotoxines, maar wij hebben dit de afgelopen tien jaar ook voor planttoxines opgebouwd’, zegt Mol. Dat is waarschijnlijk de belangrijkste reden dat het Rikilt deze taak heeft gekregen, denkt hij.

Gelijkwaardige methodes

Het Rikilt is al sinds 2010 EURL voor hormonale groeibevorderaars en dus bekend met het bijbehorende takenpakket. Een van de vaste taken is om elk jaar ringonderzoeken te organiseren voor specifieke myco- en planttoxines onder de nationale referentielaboratoria. Dit bepaalt het EURL in overleg met de Europese Commissie. ‘Het is een manier om de prestatie van de NRL’s te peilen. Elk lab moet op de hoogte zijn van de laatste stand van de techniek’, legt Mol uit.

‘De labs hoeven niet per se allemaal dezelfde methodes te gebruiken, maar ze moeten wel gelijkwaardig aan elkaar zijn. Dus wanneer iemand in Griekenland een toxine meet, moet het gehalte – binnen een bepaalde marge – hetzelfde zijn als de waarde die we hier meten.’ Bij afwijkingen moeten de labs eerst proberen het meetprobleem zelf op te lossen. ‘Wanneer de uitslag herhaaldelijk niet blijkt te kloppen, zoeken we gezamenlijk naar een oplossing. Dat kan zover gaan dat je ter plekke gaat inspecteren’, schetst Mol.

Verontreiniging

Voor het ringonderzoek krijgen alle NRL’s van het EURL een sample opgestuurd waarvan zij alleen de inhoud weten. Dit jaar staan het mycotoxine deoxynivalenol (DON) en een aantal metabolieten en derivaten daarvan op het programma. Die komen voor in mais, tarwe en andere granen. ‘Met DON is iedereen bekend, maar voor de metabolieten en derivaten is pas recentelijk aandacht gekomen vanuit de Europese voedselveiligheidsautoriteit EFSA. Nog niet alle labs nemen die stoffen mee in hun analyses. Of ze dat doen en hoe goed, gaan we in kaart brengen.’

 

‘We gaan naar limieten voor de gifstoffen zelf’

Voor de planttoxines valt de keus waarschijnlijk op de pyrrolizidine-alkaloïden in kruiden- en theemengsels, omdat daarvoor wetgeving op stapel staat, volgens Mol. ‘In pure zwarte thee zit het niet van zichzelf. Het is vaak een verontreiniging doordat bepaalde onkruiden die gifstoffen bevatten per ongeluk zijn mee geoogst.’ Planten maken pyrrolizidine-alkaloïden als beschermingsmiddel tegen plantenetende insecten.

Een ander vast onderdeel is de jaarlijkse workshop waar alle NRL’s aanwezig zijn. De deelnemers bespreken de ringonderzoeken en krijgen informatie over nieuwe methodes, de stand der techniek en nieuws op gebied van regelgeving. ‘Als normen worden aangescherpt of er nieuwe wetgeving aankomt, dan dienen de labs zich daarop voor te bereiden. Ze moeten bijvoorbeeld methodes ontwikkelen en valideren, zodat ze de stof kunnen gaan meten.’

Nieuwe regelgeving

Rikilt heeft ook methode-ontwikkeling in het pakket. ‘Dat kan als er nog geen methodes zijn, maar ook als we een stof ineens veel nauwkeuriger moeten kunnen meten, als er betere technieken beschikbaar komen, of als regelgeving verandert.’ Voor ergotalkaloïden, giffen die in de schimmel moederkoren (zie foto) zitten, staat bijvoorbeeld nieuwe regelgeving op stapel.

Op dit moment gelden nog limieten voor aanwezigheid van de schimmel als zodanig, dit gaat veranderen naar limieten voor de gifstoffen zelf. Mol: ‘Naast ontwikkeling van geavanceerde LC-MS/MS-methodes wil de Europese Commissie ook weten of er snelle betrouwbare screeningsmethodes zijn, bijvoorbeeld immunoassays zoals ELISA en lateral flow devices. De industrie gebruikt die vaak in het veld en dan is het van belang om ze op waarde te kunnen schatten.’

Ook voor arbitrage kun je het EURL inschakelen. ‘Wanneer er binnen een land ergens dispuut is over een uitslag van nationale referentielaboratoria, kan het bij ons terechtkomen. Dan moeten wij beoordelen of er nu wel of niet sprake is van een overschrijding. De uitslag die wij meten is doorslaggevend. Daar zijn soms best grote belangen mee gemoeid.’