Suikers veroorzaken overgewicht en zoetstoffen niet. Of toch wel? Kortgeleden trok een studie de gezondheidsvoordelen van intensieve zoetstoffen in twijfel. Wat moet je als consument eigenlijk geloven?

Studies naar de effecten van zoetstoffen op lichaamsgewicht geven regelmatig tegenstrijdige resultaten. In april haalde de studie van Brian Hoffmann en collega’s van het Medical College of Wisconsin het nieuws. Dit onderzoek suggereert dat zowel suikers als intensieve zoetstoffen (zie onderaan de pagina) het vetmetabolisme aantasten en daardoor mogelijk bijdragen aan de ontwikkeling van obesitas en diabetes.

Een aantal jaar geleden vonden onderzoekers van de Vrije Universiteit Amsterdam juist dat frisdrank met intensieve zoetstoffen in plaats van suiker bij kinderen voor minder gewichtstoename zorgde over een periode van achttien maanden. Weer een andere studie vond zowel in muizen als in mensen een verband tussen het gebruik van kunstmatige zoetstoffen en het microbioom. Die laatste studie suggereert dat zoetstoffen via het microbioom kunnen bijdragen aan overgewicht.

 

Ongelijkwaardige studies

Voor een consument is het moeilijk om te weten wat hij moet geloven. De media dragen volgens de experts bij aan de verwarring over hoe gezond suikers en zoetstoffen zijn. ‘Die bespreken vooral de sensationele resultaten’, zegt Kees de Graaf, hoogleraar humane voeding aan Wageningen Univer­sity & Research (WUR). ‘De discussie over suiker en zoetstoffen is erg vervuild. Het is een emotionele discussie, waarin iedereen zijn eigen deskundige is.’

De Graaf schreef in 2016 mee aan een review over deze thematiek in het Interna­tional Journal of Obesity. De review bespreekt korte en lange studies, met zowel mensen als dieren, naar het effect van suikers en zoetstoffen op lichaamsgewicht. Een klein deel van de besproken dierenstudies toonde een verband tussen zoetstofconsumptie en gewichtstoename. Maar de studies met mensen vonden geen effect of zelfs een gewichtsafname na zoetstofconsumptie in plaats van suikerconsumptie.

De Graaf vindt dat niet alle studies in de voedingsleer gelijkwaardig zijn. ‘Studies met mensen imiteren het normale gebruik van zo’n zoetstof beter dan studies met dieren. In dierstudies krijgen de dieren vaak een dosis die het veelvoudige is van de normale menselijke consumptie.’

Daarnaast is het belangrijk om de studieduur in de gaten te houden, aldus De Graaf. ‘Langetermijnstudies zijn voor mij doorslaggevender dan korte studies. Vooral de grote langdurige randomised controlled trials, ofwel RCTs, geven een goed beeld van het effect van suiker en zoetstoffen op lichaamsgewicht.’ Hij geeft toe dat het bij die langdurige studies onmogelijk is om voor alle deelnemers bij te houden wat ze nog meer eten en drinken. ‘Maar deze grote RCTs zijn gebaseerd op kortere studies waarin dat wel mogelijk is.’

Bij de studie van Hoffmann en collega’s blijkt het te gaan om een korte rattenstudie. De onderzoekers presenteerden hun, nog niet gepubliceerde, resultaten in april op een bijeenkomst van de American Physiological Society. Verdere details zijn nog niet bekend en daardoor is het lastig in te schatten wat die studie toevoegt aan de lopende discussie.

 

Overheidsbeleid

Van de wisselende studieresultaten over suiker en zoetstoffen is niets terug te vinden in het Nederlandse overheidsbeleid, dat zich volledig richt op een vermindering van de suikerconsumptie en de zoetstoffen verder niet noemt.

Het Nederlandse Rijksinstituut voor Volks­gezondheid en Milieu (RIVM) heeft berekend dat de gemiddelde Nederlander elke dag zo’n 114 g suiker binnenkrijgt. Dit is ruim boven het door het Nederlandse Voedingscentrum aanbevolen maximum van 90 g suiker per dag. Het Vlaams Instituut voor Gezond Leven geeft geen absolute cijfers voor suiker, maar adviseert om suikerrijke producten zo min mogelijk te eten.

Overheden kijken ook naar voedselfabrikanten in hun strijd tegen overmatige inname van suiker. In Nederland ondertekenden in 2014 toenmalig minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport Edith Schippers, de Federatie Nederlandse Levensmiddelen Industrie en Koninklijke Horeca Nederland het Akkoord Verbetering Productsamenstelling voor een gezonder productaanbod. Dit akkoord beschrijft onder meer een vermindering van de hoeveelheid suiker in producten.

 

Suikertaks

Met de huidige afspraken daalt de dagelijkse Nederlandse suikerconsumptie naar verwachting met 2 g tot 112 g per dag – in de periode 2007-2010 stond volgens een nationale voedselmonitoring de teller nog op 122 g. Het RIVM schat dat de aanscherping van de huidige afspraken leidt tot een verdere afname van suikerconsumptie. Als het suikergehalte in frisdranken met een extra 10 % daalt, scheelt dat 2 g suiker per persoon per dag.

 

‘Het is een emotionele discussie’

De suikertaks op frisdranken die het Verenigd Koninkrijk in april van dit jaar invoerde, leidde al snel tot een afname in de hoeveelheid suiker in frisdrank. De belasting, die afhangt van de hoeveelheid suiker in de frisdrank, spoorde frisdrankfabrikanten aan om de hoeveelheid suiker in hun frisdranken te verminderen. Toch zijn die dranken even zoet gebleven. Fabrikanten vervingen suiker door zoetstoffen.

Tiny van Boekel, hoogleraar levensmiddelentechnologie aan de WUR, en De Graaf zijn beiden voor vermindering van de suikerconsumptie. Van Boekel: ‘De Britse suikertaks is een negatieve, financiële prikkel voor mensen om betere keuzes te maken over frisdrank. Als je toch frisdrank wilt drinken, kies dan voor een soort met minder suiker. Toch denk ik dat op de lange termijn bewustwording van de gezondheidseffecten van te veel suiker een betere oplossing is.’ Dat de suikertaks zorgde voor een afname van de hoeveelheid suiker in frisdrank vindt Van Boekel een mooie bijkomstigheid.

 

Zoetstoffen

Het gevolg van aangescherpte regelgeving is dat voedingsproducenten suiker steeds vaker vervangen door zoetstoffen. Voor alle voedseladditieven geldt in Europa een maximale acceptabele dagelijkse inname (ADI), die de European Food Safety Authority (EFSA) vaststelt. Het Voedings­centrum verwijst op zijn beurt naar de EFSA voor de veiligheidsrapporten en rept niet over een dagelijks maximum. Het Vlaams Instituut voor Gezond Leven noemt de ADI’s wel expliciet op zijn website.

Beide organisaties beschrijven dat het gebruik van zoetstoffen in plaats van suiker kan helpen minder calorieën te consumeren, maar vermelden ook dat zoetstoffen vooral voorkomen in producten die niet in de Nederlandse Schijf van Vijf en de Belgische Voedseldriehoek staan, en waarvan wordt aangeraden er zo min mogelijk van te eten. Verder benadrukt de Vlaamse website dat er nog geen eenduidige wetenschappelijke bewijzen zijn voor mogelijke fysiologische effecten van zoetstoffen.

Voorlopig zal de discussie over de gezondheidseffecten van zoetstoffen dus nog wel voortduren. Over het effect van suiker zijn de experts het wel eens. Van Boekel: ‘Suiker op zichzelf is niet slecht, maar we krijgen er te veel van binnen.’

 

Soorten zoetstoffen

Zoetstoffen, afgezien van suikers in onze voeding, kun je onderbrengen in twee categorieën: polyolen en intensieve zoetstoffen. Polyolen zijn ongeveer net zo zoet als suiker en dragen bij aan de energie-inhoud van voedsel. Intensieve zoetstoffen zijn bij veel lagere concentraties net zo zoet als suiker door hun interactie met de zoetreceptoren in smaakpapillen. Hierdoor voegen ze praktisch geen energie toe aan voedsel. Het nadeel is dat sommige intensieve zoetstoffen een bittere bijsmaak hebben, doordat ze ook binden aan bitterreceptoren.