‘Welke reactor past bij mijn chemie?’ Met antwoorden op zulke vragen verdient Hans Keuken al dertig jaar zijn brood. Wat hem betreft moet je de petrochemie niet weg­jagen, maar stimuleren om haar CO2-emissies verder te verminderen. ‘Als je er je technologische schouders onder zet, is er best wat van te bakken.’

Weinig mensen hebben zo’n uitgebreid netwerk binnen de procesindustrie als Hans Keuken (55). Als eigenaar van ingenieursbureau Keuken & de Koning en het Process Design Center (PDC) heeft hij slechts twaalf mensen in dienst. Maar zo’n beetje de hele internationale petrochemie is klant, of ooit klant geweest. En ook de biobased-sector weet de weg naar zijn monumentenpand in Breda inmiddels te vinden. ‘Dat is al de helft van onze omzet.’

Processen optimaliseren op de computer, zo kun je Keukens specialisme samenvatten. Zo biedt hij pinchtechnologie aan, een rekenmethode die de energiehuishouding binnen processen optimaliseert door warmtevraag en warmte-overschot slim aan elkaar te koppelen. Maar het bekendst is hij van de Prosyn-software, die aangeeft hoe je procestechnologische uitdagingen het best kunt aanpakken. ‘Processimulatie is zo langzamerhand een behoorlijk uitgekauwd onderwerp’, geeft Keuken aan. ‘Ik ben ook niet meer te porren om een bestaande fabriek tot achter de komma na te rekenen. Wat ik wel interessant vind is processen drastisch verbeteren, en dat is meteen mijn grootste motivatie om aan Prosyn te werken.’

Prosyn is een zogeheten expertsysteem. Een vroege vorm van kunstmatige intelligentie, ooit bedacht om de kennis en ervaring van oude rotten in het vak te bewaren voor het nageslacht. Juist in de procestechnologie, die niet zo heel snel evolueert, is het een waardevol concept gebleven. ‘In het huidige Prosyn zit zo’n driehonderd manjaar werk’, stelt Keuken. ‘Ik denk niet dat er één procestechnoloog op de wereld is die al die kennis in zijn hoofd heeft.’

Officieel is hij zelf niet eens chemisch technoloog. Als slimste jongetje van de klas vond hij scheikunde te makkelijk en dus ging hij theoretische natuurkunde studeren. ‘Toen ontdekte ik voor het eerst dat er slimmere mensen bestonden dan ikzelf. Dat was wel een schok’, zegt hij achteraf. Na lang weifelen koos hij voor mijnbouwkunde in Delft als interessantere uitdaging. Gaandeweg schoof hij daar op naar de processing-kant en de metallurgie. ‘Noem het maar anorganische procestechnologie.’

 

Waarom begon je direct na je studie een ingenieursbureau?

‘Ik ben iemand die zijn eigen weg moet gaan. Als iedereen naar rechts gaat, wil ik de linkerkant verkennen. In die tijd wilde iedereen werken bij een grote multinational, liefst Shell. Als dat niet lukte zakte je af naar middelgrote bedrijven, dan naar ingenieursbureaus of onderzoeksinstituten, en in het uiterste geval naar de overheid. Ze vonden me niet goed snik dat ik voor mezelf wilde beginnen. Maar ik ben liever een belangrijk radertje in een klein bedrijf dan een klein radertje in een groot.

 

‘Chemisch technologen doen het liefste alles zelf’

Dus mijn studiegenoot Jos de Koning en ik zijn onszelf gaan verhuren aan mensen die oplossingen wilden hebben. Hopeloos natuurlijk, als je pas bent afgestudeerd. Twee bureaus op een studentenkamer, met de telefoon in het midden. En die telefoon rinkelde niet. Zo kwamen we erachter dat er ook nog zoiets is als marketing en sales.’

 

Jullie hielden het hoofd boven water door je te specialiseren in computer­werk.

‘Ja, wij waren de tweede licentienemer in Europa van AspenPlus, de eerste software waarmee je procesinstallaties op de pc kon simuleren. Eigenlijk waren wij de eerste computergeneratie die afstudeerde. De oudere generatie was nog niet aan pc’s gewend en hoopte dat wij een modelletje voor ze konden maken. Zo hebben we het bedrijf opgebouwd.

Midden jaren negentig liep het zakelijke huwelijk op de klippen, omdat Aspen­Tech zelf ook projecten wilde gaan doen en bovendien de software ging weggeven voor onderwijsdoeleinden. En wat doe je wanneer je bij een universiteit bijna voor niets een model kunt laten maken? Je kunt discussiëren over kwaliteitsverschil, maar op de markt waren onze services niets meer waard. Je leert daarvan dat je kwetsbaar bent als je geen eigen technologie hebt.

Toen kwamen we in de VS de groep tegen van Karl-Hans Simmrock en Gerhard Schembecker uit Dortmund. Zij waren bezig met expertsystemen en een van mijn collega’s zei: Hans, dát is interessant. Zo’n expertsysteem kan richting geven aan wat we moeten simuleren. Met simulatie als validatie van opties kun je een soort process design center bouwen.’

 

Hoe werkt het ongeveer?

‘Een expertsysteem is eigenlijk een keuzeboom die je afwerkt via een vraag- en antwoordspel. Bij een combinatie van reactiekinetiek en stofeigenschappen kies je bijvoorbeeld een passende reactor. Een aantal mogelijkheden kun je meteen uitsluiten, waarna je kunt focussen op alternatieven die nader onderzoek waard zijn. Naast de reactormodule hebben we een destillatie-, een membraan-, een extractie- en een kristallisatiemodule en ga zo maar door. In de heuristiek, dus de keuzeregels die het systeem toepast, zitten naast de technische haalbaarheid ook zaken als kostenoverwegingen en efficiëntie. Niemand anders heeft dat.’

 

En jullie houden het systeem voor jezelf?

‘Een paar IT-professionals hebben jaren gewerkt om het systeem stabieler te maken en we staan nu op het punt het te licenseren. In het begin denk je dat je software een unique selling point is en dat bedrijven maar naar je toe moeten komen. Maar dan komt het besef dat je niet alle processen op de wereld kunt ontwerpen.

 

‘Je bent kwetsbaar als je geen eigen technologie hebt’

Wat meespeelt is dat chemisch technologen het liefste alles zelf doen. PDC erbij betrekken is gewoon een lastig verhaal. En Aspen hebben ze al. Commercieel kun je ze beter partner laten worden in de Prosyn-ontwikkeling, en in ruil daarvoor toegang geven voor een beperkt aantal gebruikers.’

 

Hoe doen ze het dan zonder?

‘Eindeloos prutsen. Ze zeggen: ik heb hier een soepje, laat ik het eens gaan destilleren. Pas als dat echt niet lukt, gaan ze iets anders uitproberen. Via LinkedIn liep onlangs een discussie over de scheiding van water en n-butanol. Meestal kiest men destillatie voor zoiets. Maar Prosyn zet dat op de vijfde plaats, met de aantekening ‘less promising’. Extractie verdient de voorkeur, membranen doen het ook beter, zelfs absorptie eindigt boven destillatie.’

 

Een expertsysteem is zo goed als de gegevens die je erin stopt. Hoe vul je Prosyn?

‘Vooral kwalitatieve data zijn belangrijk. Je wilt de componenten in je soep weten, en bijvoorbeeld of er een azeotroop in zit. Waar precies, is op dat moment minder van belang. Als richtinggevend instrument is een expertsysteem niet eens zo gevoelig voor cijfers achter de komma. Het geeft hints: je kunt dit en dit doen, of dat en dat. Een simulatie kan echt misgaan op een stukje data-input, maar bij een expertsysteem verschuift hooguit de ranking van de alternatieven.’

 

En als iemand met iets geheel nieuws komt, bijvoorbeeld de Flowid-reactor?

‘Dan praat ik met de mensen van Flowid: zullen we een projectje doen om jullie reactoren goed in Prosyn te krijgen? Dat is goed voor jullie én voor ons.

 

 

Behalve met Prosyn heb je ook naam gemaakt met pinchtechnologie. In november vierde je dat je daar een kwart eeuw mee bezig bent. Is op energie­gebied onderhand niet alles geopti­ma­liseerd?

‘Dat valt toch nog wat tegen. In West-Europa misschien wel, maar elders zit nog best veel laaghangend fruit. Zeker in China hebben ze een boel fabrieken met een rotgang in elkaar gezet. Zonder achter de tekentafel even de tijd te nemen om te denken aan integratie van warmtestromen, bijvoorbeeld door een sterk endotherm proces naast een exotherm proces te plannen.’

 

En de huidige fabrieken in Nederland en België? Moeten we die eeuwig in de lucht houden?

‘Energie-inefficiënte processen in een energie-intensieve sector, die gooi je dicht óf je doet er wat aan. Als je er je technologische schouders onder zet, is er best wat van te bakken. En wat is nou efficiënter: iets aan die grote pijpen doen, of aan al die kleine pijpjes? Huishoudens gebruiken weinig energie, maar dankzij allerlei heffingen betalen ze zich blauw. Op een gegeven moment kan het uit om driedubbel glas te gaan zetten. Op macroschaal rendeert dat niet, alleen door de imaginaire gasprijs lijkt het alsof je het terugverdient. Ik zou zeggen: we moeten naar die grote industrie, collectieve inspanningen doen omdat die het meest renderen. Dat is de uitdaging, en ik speel daar graag een rol in.’

 

Zelf slaat de industrie het liefste CO2 op in de bodem, in plaats dat ze gaat verbouwen.

‘Ik denk dat opslag mogelijk is voor € 70, 80, 90 per ton, ongeveer net zoveel als windenergie op zee nu kost per ton bespaarde CO2-uitstoot. En het is goedkoper dan fotovoltaïsch of bijstook van biomassa in kolencentrales.

Maar je zou eerst de industrie moeten stimuleren om iets te doen aan uitstootvermindering. Projecten met meer dan drie jaar terugverdientijd zijn nu kansloos, terwijl je het dan hebt over veel minder dan€ 80 per ton. Bedrijven hebben alleen andere prioriteiten. Je moet iets verzinnen waardoor energiebesparingsprojecten toch doorgaan zonder dat zo’n bedrijf wordt afgeschrikt door de kosten. Misschien wel de SDE+-subsidieregeling voor duurzame energieproductie uitbreiden; als je grote bedragen steekt in windparken op zee, waarom mogen we het dan niet inzetten om industriële emissies te reduceren? Dát zou helpen. Maar van Brussel mag het geen staatssteun zijn. Interessant hè?’

 

Beknopt cv Hans Keuken

1999-heden: medeoprichter/ceo Process Design Center, Breda (sinds 2010 volledig eigenaar)

1987-heden: medeoprichter/ceo Keuken & de Koning, Breda

1982-1986 studie mijnbouwkunde, TU Delft

1980-1981 studie theoretische natuurkunde, UvA