ATP dient niet alleen als energiedrager maar ook als antiklontermiddel voor matig oplosbare eiwitten. Vandaar dat de concentratie in levende cellen vijftig keer hoger is dan je zou verwachten, denken onderzoekers van het Max-Planck-Institut für molekulare Zellbiologie und Genetik in Dresden.

Die rol van ATP (voluit adenosinetrifosfaat) bij de energievoorziening staat al decennia in alle biologieboeken. Enzymen kunnen er een fosfaatgroep van afsplitsen, waarbij energie vrijkomt die inzetbaar is voor andere reacties. Maar voor de energetische behoeftes van een gemiddelde cel zou een ATP-concentratie op micromolair niveau voldoende moeten zijn, terwijl ze in werkelijkheid ergens tussen de 2 en 8 millimol zit. Er moet een goede reden zijn dat cellen daar zo veel energie in steken.

In Science stellen Anthony Hyman en collega’s nu dat ATP tevens werkt als een zogeheten hydrotroop, een oppervlakte-actief molecuul dat hydrofobe verbindingen beter oplosbaar maakt in water. De hydrofobe verbindingen zijn in dit geval eiwitten, en ATP kan voorkomen dat die gaan klonteren. In nog iets hogere concentraties kan het zelfs klonters , die al zijn gevormd, weer uit elkaar krijgen.

Adenosinedifosfaat (ADP), de ‘ontladen’ vorm van ATP met een fosfaatgroep minder, vertoont het effect in veel mindere mate. Het is dus niet onlogisch dat de cel de ATP-concentratie hoog houdt, en niet die van ADP.

Hyman heeft het gedemonstreerd met Aβ42, een van de peptides die de plaques vormen die karakteristiek zijn voor de ziekte van Alzheimer. Met voldoende ATP in de buurt doen ze dat niet meer. Het zou zomaar kunnen betekenen dat neurodegeneratieve ziektes voortkomen uit een afnemende ATP-productie, bijvoorbeeld als gevolg van ouderdom.

Het lukte ook om de eiwitten in het ‘wit’ van een kippenei dusdanig te stabiliseren dat ze tijdens het koken niet in een vaste ‘ei-wit’-massa veranderden.

bron: Science