Dankzij CRISPR-Cas kun je levende E.coli-cellen gaan gebruiken als microscopische datarecorder. Dit zou je wellicht kunnen gebruiken voor diagnostisering van ziektes, schrijven Wang en collega’s van Columbia University in Science.

Als je patiënten namelijk een pil zou geven met de levende gemodificeerde darmbacterie, kun je een beeld krijgen van de gekozen externe signalen in het hele spijsverteringssysteem. Je kunt bovendien zien wanneer het signaal precies actief is geweest.

De recorder maakt gebruik van het CRISPR-afweersysteem in bacteriën. Dat houdt een chronologisch archief bij van virussen waarmee de bacterie is geïnfecteerd. De bacterie kopieert hierbij een stukje van het virus-DNA in zijn genoom. Maar na de toevoeging van extra DNA, in de vorm van twee plasmiden, slaat de bacterie in plaats van informatie over het virus, informatie op over externe signalen als de aanwezigheid van koper, trehalose of fucose.

De eerste plasmide detecteert het signaal, terwijl de tweede ‘recorderplasmide’ het CRISPR-Cas systeem activeert. Bij afwezigheid van externe signalen, kopieert de recorder een spacer-sequentie in het DNA. Maar zodra de eerste plasmide een extern signaal detecteert kopieert deze zichzelf, wat zorgt dat plasmide-DNA in het genoom terechtkomt. De bacterie geeft deze informatie bovendien door als hij zichzelf vermenigvuldigt. Als je dus het DNA van de bacterie, of een van zijn nakomelingen analyseert kun je zien welke signalen zijn opgepikt en wanneer.

In eerdere onderzoeken was CRISPR al gebruikt om gedichten of plaatjes op te slaan in DNA. Het gebruik van CRISPR om cellulaire activiteit te meten op te slaan is zover bekend nieuw.

Bron: Columbia University Medical Center