In Londen is de eerste gene drive ontwikkeld die malariamuggen echt helemaal uitroeit. In elk geval in het lab, meldt Nature Biotechnology.

De gene drive van Andrea Crisanti en collega’s bestaat uit een CRISPR-Cas9-knipsetje dat een bepaald gen verknipt en dan ter plekke zijn eigen DNA-code monteert. Nakomelingen gaan hetzelfde knipsetje aanmaken, en helpen ook de kopie van het doelwit-gen om zeep die ze van de andere ouder hebben meegekregen. Na een aantal generaties sterft het ongemodificeerde gen helemaal uit. De techniek is zeer omstreden omdat je er een complete soort permanent mee kunt modificeren en/of laten uitsterven, maar gek genoeg hoor je daar vrijwel niemand over klagen wanneer de soort in kwestie een malariamug is.

Het doelwit is hier een gen dat bekend staat als doublesex, en dat de ontwikkeling van de geslachtskenmerken van de mug (hier Anopheles gambiae) bepaalt. Het ligt zelf niet op het X- of Y-chromosoom maar wordt op de een of andere manier door die geslachtsgebonden genen aangestuurd. Hierdoor belandt een deel van de code alleen bij vrouwtjes in het resulterende eiwit; bij mannetjes wordt het voortijdig uit het messenger-RNA geknipt.

De gene drive verknipt dat ene stuk code, zodat de vrouwelijke versie van het eiwit niet meer kan ontstaan. Mannetjes hebben er geen last van, vrouwtjes met één kapotte kopie van doublesex ook niet. Maar zijn beide kopieën verknipt, dan blijven ze ergens tussen beide geslachten hangen en blijven onvruchtbaar.

Bij eerdere gene drive-pogingen ontwikkelden sommige muggen uiteindelijk resistentie: de doelsequentie muteert een beetje waardoor CRISPR hem niet meer kan vinden. Maar volgens Crisanti verdraagt het gekozen fragment uit doublesex geen enkele mutatie: zodra je iets verandert, werkt het niet meer.

En zo hou je na 7 à 11 generaties geen vruchtbare vrouwtjesmug meer over.

De onderzoekers gaan nu kijken of het ook werkt bij grotere muggenpopulaties in een veel groter hok, onder omstandigheden die minder lijken op een lab en meer op de tropische vrije natuur. De kans bestaat immers dat vrouwtjesmuggen met één defect doublesex-gen uiteindelijk toch minder fit zijn en de competitie met ongemodificeerde soortgenoten verliezen. Dan werkt het lang niet meer zo goed.

Er wordt nog bij aangetekend dat alle tot nu toe gesequenste insectensoorten zo’n doublesex-gen bleken te hebben, en dat je die dus wellicht op dezelfde manier kunt aanpakken als je er van af wilt.

bron: Nature Biotechnology, Imperial College London