Niet alle oplosmiddelen hebben evenveel effect op de huid, maar de ordening van lipiden in de war gooien doen ze zo te zien allemaal. Met kernspinresonantie kun je het verrassend goed zichtbaar maken, schrijven Zweedse onderzoekers in PNAS.

Om precies te zijn gebruiken Emma Sparr en collega’s van de universiteit van Lund er polarization transfer solid-state NMR (PT ssNMR) voor, met de koolstofisotoop 13C als bron van het gemeten signaal. Deze techniek geeft in wezen aan of moleculen strak geordend tegen elkaar zitten of meet als een vloeistof door elkaar krioelen.

De moleculen zijn in dit geval lipiden en eiwitten in de hoornlaag (stratum corneum), de buitenste laag van de huid.

De Zweden lieten water en negen verschillende organische oplosmiddelen, en een aantal combinaties daarvan, los op stukken varkenshuid. Ze bleken allemaal te leiden tot verhoogde ‘fluïditeit’ van de lipiden in de huid. Water lijkt echter het enige oplosmiddel te zijn dat ook de eiwitten in beweging brengt.

De mobiliteit van de oplosmiddelmoleculen zelf liep sterk uiteen. Het lijkt er op dat polaire varianten sterk in hun bewegingen worden geremd , vermoedelijk door interactie met de huidcomponenten. Apolaire oplosmiddelen hebben daar minder last van.

De publicatie maakt echter wel duidelijk dat de interpretatie van de NMR-spectra deels een kwestie van gissen is, en dat experimenten met andere technieken nodig zijn om zeker te weten wat er aan de hand is.

En niemand schijnt nog te weten in hoeverre zo’n verstoring van de hoornlaag echt kwaad kan.

bron: PNAS