De Nobelprijs voor natuurkunde gaat dit jaar naar de Japanners Isamu Akasaki, Hiroshi Amano en Shuji Nakamura. Zij vonden de blauwe LED uit en maakten zo zowel het LED-beeldscherm als de witte LED en het complete concept van LED-verlichting mogelijk.

Voor dat laatste moet je weten dat vrijwel alle witte LED’s eigenlijk blauwe zijn, met een fosforescerende coating die een deel van het blauwe licht omzet in de rest van het spectrum. Vooral aan de wat oudere exemplaren kun je dat nog uitstekend zien; inmiddels zijn die coatings een stuk verbeterd zodat het licht wat geliger wordt.

Heb je ruimte om meerdere LED’s in te bouwen in een lamp, dan kun je uiteraard ook werken met combinaties van rode, groene en blauwe die samen wit licht opleveren. Voordeel is dat je de kleur precies kunt regelen door met de intensiteiten van de afzonderlijke LED’s te spelen, nadeel is dát je hem moet regelen.

De ontwikkeling van die blauwe LED’s liet dertig jaar langer op zich wachten dat die van de rode en groene exemplaren. Blauw licht zit op een hoger energieniveau en niemand kon een materiaalcombinatie vinden met een voldoende grote bandkloof, die ook nog voldoende efficiënt werkte.

Eind jaren 80 ontdekten Amano en Akasaki bij toeval dat Zn- of Mg-gedoteerd galliumnitride beter presteerde onder de elektronenmicroscoop. Een paar jaar later vond Nakamura uit waarom: Zn en Mg worden gepassiveerd doordat ze complexen vormen met toevallig aanwezige waterstof, en de elektronenbundel maakt dat ongedaan.

Na een hoop sleutelen kwamen de eerste bruikbare blauwe LED’s halverwege de jaren negentig op de mark. Sindsdien zijn zowel de gloeilamp als de beeldbuis op hun retour.

bron: nobelprize.org