In katoenvezels kun je een willekeurige kleurstof inbouwen als je hem vooraf koppelt aan een glucosemolecuul. Zo krijg je een kleurtje dat er absoluut niet uitgaat in de was, schrijft een Duits/Israëlisch/Oostenrijks gezelschap in Science.

Het werkt trouwens ook met andere toevoegingen, zoals een dysprosiumcomplex dat de vezels magnetische eigenschappen geeft.

Felipe Natalio en collega’s hebben het gewoon uitgeprobeerd. Ze wisten dat katoenvezels vrijwel geheel bestaan uit cellulose en dat glucose daar de bouwsteen voor is. Normaal gesproken maakt de katoenplant die glucose zelf aan. Maar in het lab wordt vaak niet geëxperimenteerd met complete planten maar met in vitro-cultuurtjes die bestaan uit losse zaadknoppen op een voedingsmedium. Daarbij heb je zelf in de hand of je er pure glucose doorheen doet of glucose mét.

En hoe het precies kan wordt uit deze studie niet duidelijk, maar de zaadknoppen blijken ook ‘glucose mét’ gewoon op te nemen om het daarna te polymeriseren tot cellulosevezel mét. Voorwaarde is uiteraard wel dat je in de glucose de koolstofatomen vrij laat, die rechtstreeks bij deze reactie zijn betrokken. Maar dat zijn er maar twee van de zes.

Natalio heeft het geprobeerd met een combinatie van glucose en 6-carboxyfluoresceïne. Het leverde lichtgevende gele katoenvezels op (zie de foto). Het lukte ook met glucose aan een organisch kooitje dat dysprosium(III)-ionen complexeerde; die vezels bleven wit maar werden enigszins magnetisch.

De auteurs zien aankomen dat de truc ook werkt met andere soorten die commercieel bruikbare cellulosevezels vormen, zoals vlas, bamboe en zijderupsen. Of het ook op grote schaal kan in plaats van in een petrischaaltje, is de volgende vraag.

bron: AAAS