Rhabdomyosarcoom komt niet per se voort uit onrijpe spiercellen, maar kan net zo goed ontstaan uit onrijpe vaatwanden. Het verklaart waarom er al tientallen jaren geen vooruitgang zit in de chemotherapeutische behandeling van deze beruchte vorm van jeugdkanker, suggereert Amerikaans onderzoek dat zojuist verscheen in Cancer Cell.

Volgens Mark Hatley en collega’s bewijst het vooral dat de waarde van microscoopopnames bij de identificatie van celtypes uiterst betrekkelijk is. Op de genetische expressie kun je trouwens ook niet met zekerheid afgaan, want want die blijkt in een vroeg stadium van de tumorvorming sterk te kunnen veranderen.

Onder de microscoop zien rhabdomyosarcoomcellen er inderdaad uit als skeletspiercellen. Maar oncologen vonden het al vreemd dat deze vorm van kanker niet alleen in skeletspierweefsel optreedt (met name rond hoofd en hals) maar ook in de blaas of de lever waar zulk weefsel helemaal niet voorkomt..

Bij toeval hebben experimenten met genetisch gemodificeerde muizen nu duidelijk gemaakt wat er aan de hand is. Bij die muizen kan de zogeheten hedgehog-signaalroute worden aan- en uitgezet, die de specialisatie van embryonale cellen helpt besturen. Bekend is dat abnormale hedgehog-activatie tot tumorvorming kan leiden. Maar waar niemand op rekende was dat die muizen rhabdomyosarcoom rond hun nek opliepen op een moment dat het onderzoek zich richtte op vetweefsel.

Nader onderzoek leerde dat deze tumoren niet voortkwamen uit spiercel-voorlopers, maar uit cellen die zich hadden moeten ontwikkelen tot epitheel oftewel de binnenbekleding van bloedvaten in de spieren. In de afbeelding zijn dat de rode cellen; het echte spierweefsel is groen.

In een vroeg stadium (waarschijnlijk al voor de geboorte) bleken er genen in tot expressie te komen die zorgden dat het er als spierweefsel ging uitzien. Er zaten enkele transcriptiefactoren tussen die specifiek zijn voor de vorming van hoofd- en nekspieren, wat vast geen toeval is. Sporen van genetische expressie die typisch is voor endotheelcellen, waren echter óók nog aanwezig.

Duidelijk werd ook dat de hedgehog-route inderdaad een essentiële rol speelt en dat het alleen tijdens een bepaald stadium van de spierontwikkeling fout kan gaan.

Hatley kan niet uitsluiten dat er vormen van rhabdomyosarcoom bestaan die wel degelijk voorkomen uit spierweefsel-voorlopercellen. Maar het zou wel eens kunnen dat die epitheelvoorlopercellen een vaker voorkomende bron zijn. En dan is het niet zo’n wonder dat chemo, die specifiek is gemaakt om woekeringen in spierweefsel te bestrijden, niet aanslaat.

De volgende uitdaging is om er achter te komen wat er precies misgaat in die epitheelcellen, en wat je daar eventueel tegen kunt doen.

bron: St. Jude Children’s Research Hospital