Dat mensen soms infraroodlicht kunnen ‘zien’, heeft vermoedelijk te maken met activering van het pigment rhodopsine door absorptie van twee fotonen tegelijk. Iets waarvan eigenlijk werd gedacht dat het in de vrije natuur niet voorkwam, melden Poolse onderzoekers in PNAS.

Dat rhodopsine is het belangrijkste pigment in de staafjes, de gevoeligste cellen in het netvlies. Die zijn vooral gevoelig voor het golflengtegebied van 400 tot 700 nm, dat daarom bekend staat als ‘zichbaar licht’. Infraroodlicht zit boven de 700 nm en wordt normaal gesproken beschouwd als onzichtbaar voor mensen.

Maar tijdens de Tweede Wereldoorlog is al ontdekt dat sommige mensen dat IR-licht wel degelijk visueel ervaren, als iets groenigs. De PNAS-publicatie komt voort uit het feit dat een paar van de auteurs ook zoiets zagen als ze van opzij naar een IR-laserbundel keken, en benieuwd waren hoe dat kón.

De eerste conclusie was dat het effect vooral optreedt in het golflegtegebied 900-1.100 nm, en dat de kleur die je ervaart dan ongeveer overeenkomt met de helft van die golflengte. Proeven met muizen-netvliezen in vitro bevestigden dat het niet tussen de oren zat.

Verdere experimenten bevestigden dat infraroodlicht inderdaad rhodopsine kan activeren. Die actvering heeft te maken met isomerisatie (van cis naar trans) van retinal, een zogeheten Schiff-base die er als cofactor in verwerkt zit. Zichtbnaar licht krijgt dat met één foton tegelijk voor elkaar, maar de auteurs hebben sterke aanwijzingen dat er bij IR-licht twee fotonen tegelijk aan te pas komen. Kwantummechanische berekeningen suggereren dat je zo inderdaad precies genoeg energie in het systeem pompt voor een isomerisatie.

De auteurs zijn benieuwd naar mogelijke toepassingen van dit fenomeen.

De publicatie rept overigens met geen woord over de mogelijkheid dat het ‘zien’ van aura’s en aanverwante paranormale verschijnselen hier ook iets mee te maken heeft, en misschien wel gewoon een kwestie is van overgevoeligheid van bepaalde mensen voor IR-straling als gevolg van lichaamswarmte. Maar misschien dat iemand dát ook eens moet onderzoeken?

bron: PNAS, C&EN