Zinkvingernucleases kunnen prima op eigen kracht door een celmembraan dringen. Al het gedoe met virussen als verpakking was achteraf misschien nergens voor nodig, suggereert Carlos Barbas (Scripps Research Institute, La Jolla) in Nature Methods.

Die zinkvingers zijn sinds een paar jaar uiterst populair als gereedschap om specifieke genen uit te schakelen. Ze zoeken gericht naar een voorgeprogrammeerde DNA-sequentie en knippen dan ter plekke het DNA door.

Tot nu toe nam iedereen intuïtief aan dat zo’n zinkvinger nooit uit zichzelf een cel binnen zou kunnen komen. Vandaar dat men massaal zijn toevlucht nam tot gentherapie: monteer een synthetisch gen, dat voor de gewenste zinkvinger codeert, in een redelijk ongevaarlijk virus en laa dàt vrvolgens de cel binnendringen. Maar dan loop je dus wel meteen alle risico’s die met genthrapie samengaan.

Barbas, een pionier op zinkvingergebied, heeft nu toch maar eens uitgeprobeerd wat er gebeurt als je de zinkvingers eerst door E.coli laat aanmaken, en ze na opzuivering toedient aan een menselijk celkweekje in vitro. Tot zijn eigen verbazing drongen ze die cellen zonder enige moeite binnen.

Hij had eigenlijk verwacht dat hij de zinkvingers enigszins zou moeten modificeren om ze binnen te krijgen, maar zònder modificatie bleek het nog het beste te werken.

Barbas heeft al een toepassing uitgeprobeerd: door menselijke T-cellen met een passende zinkvinger te behandelen schakelde hij het gen uit dat de CCR5-receptor aanmaakt. Zonder die receptor is de cel niet meer vatbaar voor infectie door het hiv-virus en kan hij worden ingezet om zo’n virusinfectie te helpen bestrijden.

Er lopen al klinische proeven met een gentherapeutische strategie om hetzelfde voor elkaar te krijgen, maar Barbas’ rechtstreekse methode is veel simpeler. En mogelijk nog veiliger ook: bij gentherapie wil de zinkvingerproductie nog wel eens op hol slaan, maar bij directe toediening is dat per definitie onmogelijk.

bron: Scripps

Onderwerpen