Gino van Strijdonck bemerkt een disbalans in onze aandacht voor universiteiten en hogescholen in de twee fotocollages met thuiswerkende wetenschappers (edities van juni en juli). Het is exemplarisch voor dit blad, betoogt hij.

Wie dit medium in juni en juli heeft gelezen, zou kunnen denken dat bovenstaande kop gebaseerd is op onderzoek. In de collage van foto’s van thuiswerkers zien we voornamelijk onderzoekers werkzaam op een universiteit. Wellicht is het een afspiegeling van de lezers van het blad, maar zeker geen afspiegeling van de community van moleculaire architecten en procestechnologen.

‘Voor veel mensen uit bedrijven en hbo-instellingen staat het tijdschrift te ver van hen af’

Chemie en life sciences leveren belangrijke bijdragen aan oplossingen voor de uitdagingen van vandaag. De innovatieketen start bij fundamenteel onderzoek op onze universiteiten en bedrijven, en is pas klaar als er daadwerkelijk een product op de plank ligt. Natuurlijk is het sexy – en in zekere zin begrijpelijk − om vooral aandacht te besteden aan de beloftes voor de toekomst. Maar uiteindelijk moeten de beloftes in praktijk worden gebracht.

De complexiteit van het door ontwikkelen van fundamentele kennis naar toepassingen ligt onder andere in opschaling en interdisciplinariteit. Mede daarom is in een kapitaal- en kennisintensieve sector het onderzoek en de ontwikkeling die plaatsvinden op hogescholen van groot belang. Helaas moet ik vaststellen dat daarvoor in dit tijdschrift te weinig aandacht is.

Op de Nederlandse universiteiten bereiden we chemici voor op een academische carrière. Velen komen uiteindelijk terecht in de industrie en het bedrijfsleven. Omdat ze daar tijdens de opleiding nauwelijks mee in aanraking zijn gekomen, gaan ze een duur ontwikkeltraject in. Een van de aandachtspunten is dan het verbreden van het wereldbeeld en het loslaten van traditionele academische denkwijzen.

Een voorbeeld is een project met een cosmetisch bedrijf voor het optimaliseren van een synthese in flow. Na een maand kwam een onderzoeker, vers uit de academisch wereld, trots vertellen dat de opbrengst verhoogd was van 70 % naar 98 %. Een student die vervolgens de opdracht kreeg te optimaliseren ‘op kosten’ stopte de reactie al na 94%. De laatste 4 % kost te veel oplosmiddel, tijd en energie. Een tweede nadeel is dat van het enorme potentieel aan lezers van het tijdschrift slechts een fractie bediend wordt. Voor veel mensen uit bedrijven en hbo-instellingen staat het te ver van hen af.

Bedrijven staan niet altijd te springen om hun onderzoekstrajecten in de schijnwerpers te zetten. Binnen de hbo-instellingen zijn echter voldoende mooie projecten die enthousiaste onderzoekers graag toelichten. Hier ligt natuurlijk ook een uitdaging voor het hbo, waar onderzoek nog te vaak verstikt wordt door een ambtelijke laag sneeuw van directeuren en adviseurs die ver staan van het primaire proces van kennisgeneratie. Hoewel hogescholen de opdracht hebben talenten en de regio te helpen ontwikkelen, ligt de focus toch nog zeer op kennisoverdracht. Het gevolg is weinig middelen waarvan de inzet hoofdzakelijk bepaald wordt door een andere agenda. Bij gebrek aan beter wordt het hbo in een reflex academische indicatoren opgedrongen, waardoor we haast verworden tot de light-versies van universiteiten. Terwijl we juist een mooie en belangrijke positie hebben in de innovatieketen.

Is het dan allemaal kommer en kwel? Welnee, de hogescholen hebben een voorzichtige ontwikkeling ingezet. Maar uiteindelijk moeten de onderzoekers het zelf doen. De lectoren uit het natuurwetenschappelijke domein hebben zich verenigd en pikken samen de handschoen op. Ik verwacht dan ook in de toekomst mooie verhalen aan te treffen van het onderzoek dat in de teams van mijn collega’s plaatsvindt. Als we dan samen een oplossing vinden voor corona, zijn er ook geen collages nodig van thuiswerkende onderzoekers buiten de academie.

Gino van Strijdonck, lector material sciences applied science Academie Zuyd Hogeschool

Wil je hbo-onderzoek voor het voetlicht brengen? Stuur ons een mail!