Er is een statistisch significante, omgekeerd evenredige correlatie tussen de afname van de inhoudelijke rijkdom van een boodschap en de complexiteit van de waargenomen uitingswijze, aldus Enith Vlooswijk.

Je zult maar een artikel moeten publiceren over de werkzaamheid van een medicijn dat niet werkt, of op zijn best niet beter dan bestaande medicijnen. In opdracht van een medicijnfabrikant heb je netjes vijfhonderd mensen een nieuwe cholesterolverlager laten innemen om te kijken of dit effect heeft op de sterfte aan hart- en vaataandoeningen. Eindeloos ben je in de weer geweest met het opzetten van een gerandomiseerd experiment, je hebt talrijke huisartsen geïnstrueerd die een placebo dan wel het medicijn uitdeelden, je hebt de data verzameld en de uitkomsten geanalyseerd en de conclusie luidt: noppes. Wat zet je dan vervolgens in het artikel?

In Medisch Contact beschreef huisarts Hans van der Linde onlangs hoe zulke misère vaak leidt tot artikelen vol misleidend taalgebruik. Je kunt het vaag houden en zeggen dat ‘lagere concentraties van LDL (een type cholesterol) geassocieerd waren met minder optreden van major coronary events’. Hoe sterk dat verband was, dat doet er even niet toe. Of je kunt zeggen dat er een ‘risicoreductie was van 50 %’, in plaats van toegeven dat de kans van 2 promille afnam tot 1 promille. Volgens een analyse van 93 onderzoeksartikelen door JAMA Network Open leed maar liefst 57 % van de publicaties aan zo’n ‘spin’: het mooier voorstellen van de onderzoeksresultaten.

Dit sluit wonderwel aan bij een Engelse analyse uit 2017 van ruim 700.000 medische tijdschriften tussen 1881 en 2015. Sinds de jaren zestig, zo was de conclusie, zijn de gebruikte woorden en zinnen langer en complexer geworden, waardoor de artikelen voor buitenstaanders, zoals beleidsmakers en journalisten, moeilijker te lezen zijn. De Australische statisticus Adrian Barnett legde ruim 24 miljoen titels uit de biomedische database PubMed onder de loep. Hij ontdekte dat sinds de jaren vijftig het gebruik van acroniemen is vertienvoudigd tot vier acroniemen per honderd woorden. 79 % van de acroniemen kwam maar tien keer of minder voor in andere wetenschappelijke literatuur. De acroniemen waren de meeste lezers dus volslagen onbekend.

Als wetenschapsjournalist sta ik daar niet van te kijken. Uit mijn eigen analyse van de contemporaine wetenschapspraktijk kan geconcludeerd worden, dat er een statistisch significante, omgekeerd evenredige correlatie bestaat tussen de afname van de inhoudelijke rijkdom van een boodschap en de complexiteit van de waargenomen uitingswijze. In begrijpelijke woorden: wie werkelijk wat te melden heeft, hoeft dat niet te verhullen met dikdoenerij.

Enith Vlooswijk, wetenschaps­journalist