In september 2016 gaf de FDA toestemming voor het op de markt brengen van een eerste geneesmiddel voor de ernstige spierziekte Duchenne. Maar de controverse rondom het potentiële medicijn is groot.

Een op de vijfduizend jongens wordt geboren met Duchenne spierdystrofie. Door een genetische fout kunnen zij geen dystrofine, het eiwit dat spieren veerkracht en stevigheid geeft, aanmaken. Patiënten verzwakken zienderogen, zitten meestal vanaf hun twaalfde levensjaar in een rolstoel en worden zelden ouder dan 35 jaar. De ziekte is niet te genezen, maar eteplirsen (merknaam exondys 51), een middel dat het eiwit dystrofine deels herstelt, zou het ziekteproces vertragen. Fabrikant Sarepta Therapeutics vroeg vorig jaar toestemming aan de Amerikaanse geneesmiddelenautoriteit FDA om eteplirsen op te markt te mogen brengen.

Niet overtuigd

Het bewijs dat hij aanleverde kwam van een studie in twaalf patiënten. Hieruit bleek dat na ruim drie jaar behandeling de functionele testdata (de ‘6 minuten looptest’, red.) niet voldoende uitsluitsel gaven, en dat dystrofine met slechts 0,9 % toenam. De wetenschappelijke reviewers van de FDA waren niet overtuigd van de werking, maar na maandenlang gesteggel overrulede Janet Woodcock, directeur van het FDA Center for Drug Evaluation and Drug Research, hen. Volgens haar moet de FDA ‘gezien de levensbedreigende aard van Duchenne en het gebrek aan alternatieve behandelingen de grootst mogelijke flexibiliteit tonen aangaande de overweging van eteplirsens effectiviteit’.

De patiënt is de verliezer

Beperkt effect

Het middel komt dus versneld op de markt, maar is dat wel terecht, gezien de testresultaten? ‘Het is te vroeg om dit te weten’, zegt hoogleraar Annemieke Aartsma-Rus, die bij het LUMC onderzoek doet naar mogelijke behandelingen van Duchenne. ‘De goedkeuring is op basis van die paar patiënten met een zeer beperkte toename van de productie van dystrofine. Het probleem is dat we niet weten of deze kleine toename tot een therapie leidt. Dat geeft de FDA ook aan: het bedrijf Sarepta moet dit nog aantonen in toekomstige studies.’
Aartsma-Rus vindt de gang van zaken bij de FDA omtrent de toestemming vreemd. ‘Deze beslissing was van hogerhand. Dat kan in de EU niet. Hier vindt stemming plaats op basis van het principe ‘de meeste stemmen gelden’, waarbij ieder land een stem heeft. Ook kijkt Europa meer naar functionele tests, waarbij de resultaten dus doorslaggevend moeten zijn. Een middel als eteplirsen toelaten op de markt op basis van zulke beperkte klinische gegevens zal hier in Europa niet snel gebeuren.

Patiënten als verliezers?

Merit Boersma, hoofd communicatie van de Vereniging Innovatieve Geneesmiddelen (VIG, red.), is positief over de toestemming. ‘De FDA zal hier goede redenen en strenge criteria voor hebben gehad. De patiënten vragen erom en het is goed dat de FDA naar hen luistert.’ Aartsma-Rus vraagt zich echter af of de patiënten en hun ouders wel weten wat de versnelde toestemming behelst. ‘Dit wordt als een overwinning gezien. Maar zij zien de nuance van de FDA niet: het is niet zeker dat het werkt.’ Ze ziet patiënten eerder als verliezers. ‘Als eteplirsen niet werkt, zijn patiënten jarenlang nodeloos wekelijks intraveneus behandeld met een duur, niet werkend medicijn.

Als het wel werkt hebben anderen jarenlang geen toegang gehad tot een werkzaam medicijn. Overhaaste beslissingen pakken dus niet goed uit voor patiënten.’ Boersma denkt dat dat wel meevalt.‘Voor patiënten met een levensbedreigende ziekte is snelle toegang tot een medicijn essentieel. Je hebt niet altijd 100 % zekerheid dat het werkt, maar zij kunnen niet wachten, en nemen de onzekerheid daarbij voor lief.’