Terwijl overheden peinzen over regels voor gene drive-onderzoek, zoekt Kevin Esvelt de oplossing in burgerinspraak en volledige transparantie rond experimenten.

Kevin Esvelt is in drie jaar tijd het gezicht geworden van het internationale debat over onderzoek aan gene drives. Esvelt is hoofd van de Sculpting Evolution Group bij MIT in Cambridge, Massachusetts. Hij voorzag in 2014 als eerste de mogelijkheid om met CRISPR-Cas gene drives te bouwen, wat inmiddels bij muizen, fruitvliegen en nematoden al is gelukt.

In C2W life sciences 3 (2017) kwamen gene drives ook ter sprake, dat zijn parasitaire genen die zich niets aantrekken van de wetten van de erfelijkheid. Dit levert een enorme versnelling op van het tempo waarmee een genetische modificatie zich kan verspreiden binnen een populatie.

Ziekte van Lyme

Gene drive-onderzoek is het verst gevorderd in het project Target Malaria, dat tot doel heeft malariamuggen populaties in Afrika te laten krimpen. Esvelt heeft andere plannen: hij wil CRISPR-Cas gene drives gebruiken om de ziekte van Lyme te bestrijden. Het idee is om wilde muizenpopulaties door genetische modificatie immuun te maken voor de Lymebacterie, zodat een tekenbeet geen infectie meer veroorzaakt.

‘De techniek mikt niet op het uitroeien van de Lymebacterie’, legt Esvelt uit, die eind maart een week in Nederland was voor een gene drive-conferentie. ‘Er blijven reservoirs met Lyme over. Daarom zou deze aanpak in Europa niet werken; daar zijn te veel diersoorten die Lyme dragen. In de VS is de witvoetmuis veruit het belangrijkst.’

 

De grootste weerstand komt niet van het publiek

Witvoetmuizen

Esvelt wil witvoetmuizen in het lab immuniseren met de Lymebacterie en op zoek gaan naar de beste antilichamen. Het gen voor zo’n antilichaam wil hij met een gene drive inbouwen in muizen, om ze na een aantal veldtests los te laten op een eiland bij Boston, Nantucket.

Esvelt is al een tijd in gesprek over zijn oplossing met bewoners van dat eiland, waar Lyme een ware plaag is. ‘We moeten luisteren naar de zorgen van het publiek en uitleggen wat de wetenschap op dit moment kan. Ik leef niet op het eiland; het is hun omgeving en gemeenschap, dus zij mogen het zeggen.’ Tot nu toe heeft Esvelt bijeenkomsten belegd en die gingen goed. ‘De grootste bron van weerstand is op dit moment niet het publiek, maar mijn instituut MIT, dat de witvoetmuis niet wil toelaten in de centrale proefdierfaciliteit.’

MIT is bang daarmee virussen en bacteriën te introduceren. Nieuwe muizen- en rattenlijnen mogen alleen binnenkomen na rederivatie, waarbij de embryo’s zijn geïmplanteerd in draagmoeders die vrij zijn van pathogenen. ‘Bij witvoetmuizen is hier helaas geen ervaring mee. Dat is erg frustrerend’, zegt Esvelt, die bekijkt of aparte huisvesting een oplossing is.

Openheid

Ondertussen roert Esvelt zich met opiniestukken in Nature en Science over de beste manier om onderzoek met gene drives te organiseren. Hij wil veel meer openbaarheid en internationale samenwerking rond gene drive-onderzoek, waarbij experimenten vooraf geregistreerd zijn, duidelijk is wie het onderzoek betaalt, en de technologie vrij toegankelijk blijft.

Met die aanpak voorkom je publieke weerstand, die eerder ontstond bij de komst van genetisch gemodificeerde gewassen, denkt Esvelt. ‘Het lijkt een beetje op het ontwikkelen van opensourcesoftware. Aangezien er wereldwijd nog maar zo’n tien groepen zijn in het gene drive-onderzoek, is dat een redelijk overzichtelijke situatie, waarin je nu afspraken kunt maken.’