Columnist Enith Vlooswijk vindt dat wetenschappers duidelijker moeten maken hoeveel wetenschappelijk geploeter er achter het kabinetsbeleid schuilt.

Ze waren er natuurlijk altijd al, de wetenschappers. De virologen, de epidemiologen, de infectieziektebestrijders en de moleculair biologen bogen zich ook voor de coronacrisis al over ziekteverwekkers met namen vol cijfers en hoofdletters. Ze publiceerden studies, schreven rapporten en adviseerden beleidscommissies.

Ze waarschuwden, schetsten rampscenario’s, dienden onderzoeksvoorstellen in en pleitten voor preventieve actie. Kortom, ze bestonden wel, maar opereerden meestal achter de schermen die de op primetime uitgezonden wereld scheiden van de wetenschappelijke. Zo nu en dan piepte iemand vanachter die schermen tevoorschijn om wat uit te leggen in De Wereld Draait Door of bij De Universiteit van Nederland, maar daar bleef het dan bij.

Nee, dan nu. Een collega van me grapte dat ‘tv-viroloog’ Ab Osterhaus elke dag continu geschminkt en al rondjes rond Hilversum rijdt, zodat hij altijd binnen acht minuten in de studio kan zijn. Plotseling krijgt het publiek dag in, dag uit overdadige porties wetenschap te verstouwen. Dat heeft mooie kanten. Zo kent iedereen ineens het verschil tussen een bacterie en een virus en weten ook niet wiskundig onderlegde burgers nu dat exponentiële toename een andere grafiek geeft dan lineaire groei. Die kennisontwikkeling hebben we toch maar mooi aan SARS-CoV-2 te danken.

Dezelfde overdaad aan orakelende wetenschappers zorgt echter ook voor misverstanden. Op de dag nadat premier Rutte had aangekondigd dat de basisscholen weer voorzichtig hun deuren konden openen, gaf het RIVM uitleg: ‘Jonge kinderen ontwikkelen bijna nooit ernstige symptomen als ze het coronavirus oplopen en verwacht wordt dat ze het virus ook nauwelijks verspreiden.’ Een docent Nederlands ontplofte zowat van verontwaardiging: ‘Dat we na bijna vier maanden corona nog van ‘verwachtingen’ moeten uitgaan!’, twitterde ze boos.

Naar influenzavirussen doen experts al tientallen jaren onderzoek en toch is nog lang niet alles bekend. Te veronderstellen dat wetenschappers binnen vier maanden wel even alles over een splinternieuw virus te weten kunnen komen, is dus een beetje naïef. Misschien was de boosheid van de docent vooral ingegeven door angst, onzekerheid, of teleurstelling. Wat volgens mij echter ook meespeelt, is dat veel mensen momenteel wel van alles leren over de resultaten van wetenschappelijk onderzoek, maar nog altijd geen flauw benul hebben hoe die kennis eigenlijk tot stand komt. Dat die het resultaat is van ploeteren en uitproberen, van vallen en opstaan, van elkaar de tent uit ruziën en van petrischaaltjes die wekenlang niet het gehoopte resultaat laten zien.

Bij deze dus een oproep aan Ab Osterhaus: goed dat je achter de schermen vandaan bent gekomen, nu is het tijd om ook eens te vertellen wat er achter die schermen allemaal gebeurt.

Enith Vlooswijk, wetenschapsjournalist