Een aantal verkiezingen geleden had je de Partij tot Liquidatie van Nederland. Die wilde het hele land verkopen aan een rijke oliesjeik; dan waren we één klap miljonair en konden we gaan rentenieren.

En al is van dat laatste duidelijk nooit wat gekomen, kun je je afvragen of het plan niet stilletjes gewoon is doorgezet.

Zeker in de chemische industrie en de farma is sindsdien heel veel verkocht. En vrijwel altijd kwamen de kopers uit het buitenland, al waren het uiteindelijk vaker Amerikanen dan oliesjeiks. Het geldt voor bestaande fabrieken, maar ook voor start-ups die kapitaal nodig hebben om bijvoorbeeld een nieuw geneesmiddel door de klinische tests te loodsen. Die móeten zich daarvoor wel laten overnemen door een buitenlands concern, simpelweg omdat er geen Nederlands alternatief meer is.

In een geglobaliseerde economie zou dat niet uit moeten maken. Maar in de praktijk denken bestuursvoorzitters uiteindelijk toch altijd eerst aan hun eigen moederland als ze geld moeten uitgeven. Niet voor niets blijven de investeringen in de Nederlandse chemische industrie al jaren steken op een bedenkelijk laag niveau. Menige installatie lijkt ronduit te worden uitgemolken, tot wanhoop van het lokale management. En over Organon zullen we het maar niet meer hebben.

In andere sectoren is het wellicht iets minder dramatisch. Maar de hoogovens hebben een Indiase eigenaar, de KLM is in Franse handen, energiebedrijven Duits of Zweeds, de Volkskrant Belgisch en ADO Chinees. En de aandeelhouders kunnen niet wachten tot DSM, de Telegraaf en de posterijen ook nog van de hand gaan, puur omdat het ze eenmalig een vette winst oplevert. Hollandse handelsgeest? Noem het maar gewoon liquidatieverkoop.

En juist nu de winkel bijna leeg is en we volledig en totaal afhankelijk zijn van de bereidheid van de rest van de wereld om onze werkgelegenheid in stand te houden, begint een stelletje populisten te roepen dat we de grenzen moeten dichtgooien en Nederland weer groot moeten zien te maken. Geweldig idee, jongens. Maar niet heus.